Alles is mogelijk
De bus stond op het punt van te vertrekken en ik had geen idee welk avontuur mij te wachten stond. Het enig wat ik wist, was dat de bus mij naar de Gorgonzolastraat zou brengen alwaar ik in een boksring zou moeten treden om er te vechten tegen een zekere Outlow Pete en dat ik naast een jongetje zat die enkele ogenblikken geleden met zijn lied, mijn ziel aan flarden had gescheurd. De pracht van zijn stem voerde mijn gewisse rampspoed naar een plek waar schoonheid mijn hart trof en daar was ik het jongetje ontzettend dankbaar voor. Een mens zonder schoonheid is als een robot zonder batterijen.
Ik keek naar het jongetje dat zo dicht tegen mij zat dat ik zijn hartritme kon horen. Zijn accordeon nam heel wat plaats in. Hij liet het instrument rusten op zijn knieën en beschermde het met veel liefde alsof het zijn dierbaarste bezit was. Ik vond het jongetje onweerstaanbaar fascinerend en wou hem zeggen dat ik een accordeon de piano van de armen vind, maar hield wijselijk mijn mond.
Het gezicht van het jongetje leek veel van de wereld te hebben gezien. Zijn ogen verrieden een zekere vorm van treurnis en ik werd er zelf een beetje week van. Gelukkig werd mijn zwaarmoedigheid aan het wankelen gebracht toen op de valreep, er zich iemand tussen de dichtslaande deur van de bus probeerde te wurmen.
Het was opnieuw het gekke individu van twee meter met zijn snor en bolhoed die ik een dag geleden tegen het lijf was gelopen toen ik de achtervolging naar Amilifanto had ingezet. De duivel mag weten waarom Langepootmüggenstad zoveel vreemde individuen aantrekt, dacht ik ingetogen. Het was alsof de aarde van de stad een gunstige bodem was waarop allerlei gekheid kon woekeren. Ik kreeg het benauwd en samen met het vertrek van de bus werd mijn enzym in werking gezet. Vreselijk bezweet van een soort angst die zich een weg baande uit mijn poriën, keek ik op afstand naar het gekke individu. De man met bolhoed en snor zag dat ik bang was en hij knipoogde naar het jongetje dat onbewogen naast me zat. Het leek of hij mijn gemoedstoestand onderzocht en mij wou overbrengen naar een hut in besneeuwde bergen om mij daar tot rust te brengen.
Wat is er toch aan de hand met deze stad, dacht ik en voelde mij misselijk worden.
Het rook muf in de bus en ik snoof de flauwe lucht van verval op die perfect paste bij mijn koortsige stemming. Ik dacht dat ik elk moment uiteen kon spatten zoals het in mij tekeer ging en het leek of ik het lange pad van mijn leven reeds aan het verlaten was. Zo sprak het enzym tot mij. Ondertussen bleef het gekke individu met de bolhoed en de snor onophoudelijk naar me staren. Ik wist niet eens wie hij was en toch leek het alsof ik hem al jaren kende. In zijn ogen zat een soort van glans die een nog sterkere kracht leek te bezitten dan de menselijke wil. Iets, een onbeschrijfelijke gevoel, ontvouwde zich in mij en ik besefte dat men niets kan wijten aan het toeval. Het leven is slechts een schakel in de keten van de noodzakelijkheid en ik werd me bewust van een duidelijk verband, als een noodzakelijke eenheid, die slecht bij uitzondering te bevatten is.
Ik wist dat Langepootmüggenstad mijn leven zou veranderen. Alles houdt immers verband met elkaar en schikt zich mettertijd. De tijd is de grootse kracht in het leven en daar kan de twistzieke stem van het enzym niets aan veranderen. De man met de snor en de bolhoed glimlachte naar me alsof hij mijn hoofd was binnengedrongen en in het magazijn van mijn hersenen, mijn gedachten kon lezen en hiermee onvoorwaardelijk akkoord ging. Net toen deze gedachte zich in mijn hoofd had gevormd, begon het jongetje te spelen op zijn accordeon. Het leek alsof hij mijn innerlijke toestand kon voelen. Het jongetje besefte dat ik toe was aan rust en in plaats van mij een zakdoek te geven om mijn angstzweet mee te betten, bediende hij mijn hart met alweer met een wonderlijk lied.
Tijdens het lied moest ik denken aan Amilifanto. Hoe zou het met haar zijn, vroeg ik me af en waarom werd ook zij geplaagd door het enzym waar tot nog toe geen enkel wapen tegen was opgewassen. Plots stopte de bus. Ik werd naar voor gekatapulteerd en botste met mijn tanden tegen de zitbank recht voor me. De chauffeur reed veel te hard en gooide bruusk zijn remmen dicht toen hij veel te laat de halte had opgemerkt. Gelukkig had ik al mijn tanden nog. Ik was blij; niet omdat ik mijn tanden nodig heb om te kauwen, maar omdat ik nog moest boksen en ik nog nooit een bokser een ring heb zien betereden zonder tanden.
De deur van de bus opende zich om er alweer een zonderling op te laten. Ik meende in de figuur de man te herkennen van de krakkemiekige vrachtwagen waarop De Zwaab stond geschreven en was bijna vergeten dat die me bijna had omvergereden. De Zwaab schudde de man met de bolhoed en de snor de hand. Op datzelfde ogenblik verplaatste het jongetje zich en voegde zich bij het excentriek gezelschap. Dat vond ik heel opmerkelijk. Ik was verbaasd toen bleek dat ze elkaar kenden en voelde me niet meer op mijn gemak. Waarom in godsnaam, was ik op weg naar een bokswedstrijd? Wie weet is de buschauffeur wel Smithson en bij deze gedachte begon ik het gehele gebeuren te haten
Toen mijn geest koortsig gloeide van al deze gedachten, sprak er iemand in de luidspreker van de bus het volgende bericht:
Haat is verdriet over wat men in zichzelf niet heeft kunnen overwinnen.
De bus waarop ik zat, was niet normaal. Dit werd mij al snel duidelijk. Wie of wat sprak tot mij? Iets kon mijn gedachten lezen, maar wat? 'Het is de Zeppelin, het moet de Zeppelin zijn.'
Langzaam begon ik krankzinnig te worden. Gelukkig bezat ik nog net de kracht om het gesprek te volgen die De Zwaab en de man met de bolhoed en de snor met elkaar voerden. Het jongetje zweeg als vanouds. Het gesprek ging over een gaskachel.
‘Mijn gaskachel is vannacht ontploft.’
‘Hoe denk je dan vannacht te slapen?’
‘Ik moet niet slapen, ik ga naar een boksmatch.’
‘En uw gaskachel?’
‘Gaskachels zijn nog nuttelozer dan nagelschaartjes.’
‘Waarom?’
‘Omdat je je nagels kunt afbijten met je tanden.’
‘En wat als je geen tanden hebt?’
‘Dat is waar, maar wat heeft een gaskachtel met nagelschaartjes te maken.'
’Eigenlijk moet je het zo bekijken. Als je zegt: de zon staat hoog aan de hemel, dan houdt dit geen steek, daar de zon niet kan staan. De zon heeft bij mijn weten geen benen, hetzelfde geldt voor de gaskachel.'
'Kapitein Zeiksnor, je bent buitengewoon intelligent vandaag.'
'Dank je, het hele gedoe heeft te maken met de pijn van het zijn.'
'Het enzym wil je bedoelen.'
'Precies, het enzym, onze vijand nummer één.
Het gesprek over de gaskachel had ongeveer een halfuur geduurd en ik was zo in verrukking en vervoering door hetgene er werd verteld , dat ik al het andere begon te vergeten. Ook mijn angst voor Kapitein Zeiksnor en De Zwaab leek te zijn verdwenen. Tevens moet ik toegeven dat ik mijn ogen opsloeg, toen ik zag dat ze het over het enzym hadden. Misschien moest ik me bij hen voegen en het trio mijn mop vertellen van die Pool die dringend naar het schijthuis moet, ofschoon, ik zag af van mijn plan en keek simpel naar buiten. Ik zag rijen flikkerende lantaarns vervloeien in één vurig lint en voelde mij aangeraakt worden door onzichtbare handen. Buiten was het volledig donker geworden. Ik zag slechts de vage witheid van avondvorst en luisterde in gedachten naar de muziek van het jongetje terwijl ik in het raam mijn spiegelbeeld trachtte te ontwaren. Ik hoorde van alles in mijn hoofd: geschreeuw, naderende voetstappen, gedempte geluiden van waanzin; niets is onomkeerbaar, alles is mogelijk.
Straks treed ik in de ring, dat stond vast als de dood.
Nieuwe reactie inzenden