Het leek wel of we werden aangevallen
Na het gesprek zaten Smithson en ik, allebei de nacht in te staren. Buiten waaide de wind om vervolgens opnieuw te gaan liggen. De drievoudige bultcavia blafte zijn droevige lied en ik hoorde irritante zoemende muggen rond mijn oren hun weg zoeken. Ik wist niet dat cavia’s konden blaffen, vroeg ik me af, maar was blij dat er eindelijk iets was gebeurd in mijn leven dat de moeite waard was.
Smithson en ik zwegen alsof we allebei verzadigd waren en zin hadden om te slapen. Al leek dat laatste mij geen goed idee want ik was meer dan drie uur buiten westen geweest. Ik had het gevoel dat mocht ik nog eens tot de slaap worden verleid, ik nooit meer wakker zou worden en dat mijn ziel meer spiegels kon breken, dan ik vermoedde. Hoeveel spiegels, daar had ik het raden naar. Feit is, dat ik tot meer in staat was dan ik voor mogelijk hield en dat ik moest leren een waanzinnige sluipmoordenaar van mijn angsten te worden. Dat is wat Smithson mij probeerde te leren. Het leek er sterk op dat er een vriendschap ontstond tussen mij en Smithson en de vrede in ons hart leek de kille gaten van de tijd te vullen.
Niet dat het iemand hoeft te interesseren, maar ik heb nooit een echte vriend gehad. Behalve misschien Tony, mijn pony die is doodgevallen toen ik op mijn gemakje naast zijn schuur een kruiswoordraadsel zat in te vullen. Ik was toen twintig jaar oud en Tony was steeds mijn bondgenoot geweest, toen een woelige periode van maatschappelijke onrust mijn ziel besmette met waanzingedachten die mijn geestesoog passeerden. Sindsdien heb ik nooit nog een kruiswoordraadsel ingevuld, daar ik al te zeer werd overmand door een gevoel van oneerlijkheid jegens mijn bestaan. Tony had er steeds kerngezond uitgezien. Hij kwam voort uit een sterk ras. Zijn vader Ronny was een echte dekhengst dat hinnikte en schijtte als de beste raspaarden. Toen plots de natuur had besloten dat het genoeg was geweest met Tony en besloot van het beest uit mijn leven te verbannen. Meer was het niet, maar eerlijk kon je het niet noemen. Dit voorval deed me beseffen, dat je de waarheid het best droog weegt, zonder dat je er teveel aandacht aan besteed.
Van bij mijn geboorte was ik immers de weg kwijt en besefte dat naar huis komen, in mijn geval, quasi onmogelijk was. Ik heb geen thuis, doch nu openden er zich nieuwe perspectieven. Je kan pas naar huis komen als je de weg ernaartoe kent. Ik was de weg kwijt. Nu heb ik mijn weg gevonden, tenminste dat hoor ik over de grenzen van mijn graf fluisteren. Niet langer wens ik te betwijfelen of alles weer goed komt. Smithsons energie gaf me zoveel kracht, dat ik niet anders kon dan te beweren dat een ramp zich pas voltrekt als je de snelheid van de tijd niet vruchtbaar gebruikt. Doordat zulke gedachten doorheen mijn hoofd spookten, werd ik een beetje zwaarmoedig, gelukkig bracht Smithson mij op andere gedachten door een opmerking te maken over negers.
“Weet je, zei Smithson, dat negers allemaal een fluit hebben van dertig centimeter?”
“Ik weet dat ze zwart zijn, zo debiel ben ik nu ook weer niet, al kan ik dat laatste maar moeilijk vatten.”
“Toch is het de waarheid. Ik weet nog dat als de leerkracht mij vroeg wat ik later wilde worden, ik steevast antwoordde: een neger met een fluit van dertig centimeter. Andere van mijn armzalige klasgenootjes wilden niets liever dan piloot worden, of politieagent, ken je het gezeik, nou ik niet ... Ik wist reeds op vroege leeftijd waar de klepel in de klok hing. Van de leerkracht kreeg ik dan meestal een rake klap tegen mijn smoel, maar dat kon me niet schelen. Ik wist dat er ooit een tijd zou aanbreken, dat hun vrouwen, als hun huwelijk het sop van de kool niet meer waard was, hen zouden toevertrouwen: dat ze liever waren getrouwd met een neger met een fluit van dertig centimeter.”
“Daar is iets van aan,” antwoordde ik en plots voelde ik een angstflits door mijn ballen snijden. Amilifanto en Kapitein Zeiksnor kwamen luidkeels binnengestormd en maanden ons aan dat we zo snel mogelijk moesten vertrekken.
“De Zeppelin, De Zeppelin, we moeten hier als de bliksem vandaan,” schreeuwde ze.
“Zijn ze ons nu al op het spoor?” vroeg Smithson en hij gaf me een helm.
“Waar zijn De Zwaab en het jongetje?”
“Het jongetje zit al op de motor, doch de Zwaab zit weer vol met angsten,” zei Amilifanto.
“Zeg tegen Outlow Pete dat hij De zwaab in zijn vrachtwagen bokst. Desnoods met al het geweld dat zijn lichaam bevolkt.
“Komt in orde …” en als een trouw soldaat willigde Outlow Pete de wens in van zijn baas. Ik stond erbij voor spek en bonen en begreep er geen fluit van, van wat er allemaal gaande was. Het leek wel of we werden aangevallen en een sirene doorboorde mijn trommelvliezen.
“Dat is De Zeppelin, we hebben niet veel tijd meer. Het is nu of nooit. Piraat, jij rijdt met mij mee,” en voor ik het wist zat ik in een moto aan tweehonderd kilometer per uur te razen doorheen Langepootmüggenstad.
We blazen de ZWAF op, met veel geweld, benzine en een microgolf oven van het merk philips.
De volgende episode wordt nog spannender!
Tof dat je het zo leuk vind.
Het verhaal is nog gekker dan de tekeningen die trouwens zeer mooi zijn.
Nieuwe reactie inzenden