Het is tijd voor deel één van de ultieme knal.

‘Piraat, hoe is het makker? Je ziet er wat bleekjes uit,’ schreeuwde Smithson in mijn oren terwijl het karretje aan de moto mij van links naar rechts tarzande. Ik had het gevoel dat ik in een badkuip op wielen zat en ik was er niet zeker van of ik dit avontuur zou overleven. De Zwaab, Outlow Pete, Espinoza Von Klepelpütt, Amilifanto, Kapitein Zeiksnor en Het jongetje; allemaal reden ze als bezeten alsof de vernietiging van de wereld hen op de hielen zat. Smithson leek veel plezier te beleven aan de rit. Hij schaterde van het lachen en schreeuwde als mijn oom Fons, een gehaaide alcoholicus die als vaatchirurg werkte. Telkens wanneer oom Fons iemand opensneed, speelde hij integraal een fles cognac naar binnen. Op een dag sneed hij iemand open die helemaal niet hoefde open gesneden te worden en dat voorval betekende meteen het einde van zijn carrière. Drie dagen later stierf mijn oom Fons aan een delirium. Hierbij dacht ik aan het feit, dat ik ook nog een oom had die straaljagerpiloot was en ongeveer hetzelfde had meegemaakt toen die een schietstoel wou testen. Omwille van de spanning die te snijden was, had ik enorm veel zin om tegen Smithson over mijn familie te vertellen, maar Smithson achtte het moment totaal ongeschikt. Het ware vruchtvoller dat ik Smithson bijstond tijdens de helse rit die mij bijtend en klauwend naar een andere soort werkelijkheid bracht. Zonder morren of verder nog iets te zeggen, deed ik wat er van mij werd verwacht.

‘De Zeppelin piraat, hoe staat het met de Zep, achtervolgt hij ons nog?’ Als een soldaat klankvol in zijn groet, willigde ik Smithsons wens in. Ik draaide mij om en speurde met mijn ogen de lucht af. Ik zag geen Zeppelin, maar wel een bus waar S.W.A.F op stond geschreven. De bus reed rechts van ons.

‘Waar is de Zep? Piraat,’ en hij gaf me een tik tegen mijn helm. ‘Je moet je kop erbij houden,’ snauwde Smithson. ‘Vooruit! Doe wat ik zeg.’ Ik deed wat mij werd opgedragen en zei tegen Smithson dat ik geen zeppelin zag, maar wel een bus waar S.W.A.F op stond geschreven.

‘Wat!!!’ schreeuwde Smithson, ‘Een S.W.A.F,’ en hij verslikte zich in zijn woorden. Smithson was razend en meteen duwde hij op een knopje die een soort van luidspreker activeerde op de motorkap van het voertuig waarmee we door Langepootmüggenstad aan het razen waren. Hij sprak een boodschap in.

‘Beste enzymstrijders, de piraat heeft een S.WA.F gesignaleerd. Outlow Pete, ik stel voor dat jij het wapen installeert en dat we het hoofd koel houden. Jongetje, plezier ons met één van je liederen en Zwaab schenk mij alvast een flink glas rum in. Ik ben langzamerhand flauw in mijn maag en ga van mijn stokje als ik dat niet verhelp met wat slokken rum.’

We parkeerden ons op een braakliggend terrein achter een heuveltje. Behalve een frietuur was er zo goed als niets te bespeuren. Ook de S.W.A.F was op het idee gekomen, zich op deze plek te parkeren. Ik wist van toeten noch blazen waarom Smithson zo van de kaart was toen ik hem ik hem verklapte dat ik een S.WA.F had gezien.

‘Uitleg volgt later,’ zei Smithson me. Eerst vernietiging.

‘Ver… Vernietiging,’ stamelde ik.

‘Precies, het is tijd voor deel één van de ultieme knal en net toen Smithson deze woorden uitkraamde, zag ik Outlow Pete druk in de weer met een microgolfoven en een soort darm die kon dienen om een gans industrieterrein te voorzien van gas. De Zwaab daarentegen droeg een jerrycan die vermoedelijk was gevuld met benzine en pinkte een traan weg omdat hij de drievoudige bultcavia had moeten achterlaten toen we halsoverkop onze biezen moesten pakken voor de Zeppelin.

‘Wat zijn jullie van plan?’ vroeg ik verbaasd. Amilifanto die zich ondertussen rond mij had genesteld, verklapte me dat we de S.W.A.F gingen oplazen.

‘Met een microgolfoven en benzine?’

‘Inderdaad! Ha Ha!!!’ schreeuwde Smithson, die pretlichtjes in zijn ogen had omdat hij een duidelijk beeld in gedachten had van hoe de knal er zou gaan uitzien. Alras bracht hij me een glaasje rum met de boodschap dat echte piraten alleen maar het bruine drankje nuttigen als ze het strijdtoneel willen betreden.

‘En nu?’ vroeg ik.

‘Drinken, kijken en zwijgen.

Ik zag De Zwaab en Outlow Pete met allerlei zaken bezig waarvan ik geen weet had wat ze precies inhielden. Kapitein Zeiksnor hield zich samen met Espinoza Von Klepelpütt bezig met het graven van een diepe put. Ik vermoed dat het een soort van loopgraaf was waarin we zouden moeten schuilen als de S.W.A.F tot ontploffing zou worden gebracht. Ondertussen legde Smithson, die het ene glas rum na het andere in zijn keelgat naar binnensloeg, mij uit waarom hij de S.W.A.F wou opblazen. De S.W.A.F was een soort van vervoermaatschappij dat ten dienste stond van Langepootmüggenstad. Wie bijvoorbeeld niet in het bezit was van een wagen en dringend naar zijn geliefde moest om haar een tong te draaien, kon beroep doen op de S.W.A.F. Hetzelfde gold voor mensen die naar hun werk of de begrafenis van hun schoonmoeder moesten. Het probleem met de S.W.A.F was, dat de organisatie allesbehalve vriendelijk was. Wie beroep deed op de diensten van de S.W.A.F werd negen kansen op tien uitgescholden, daar de bestuurders gewoonlijk aan de drank zaten en met een bus wouden rijden omdat ze te laf waren om zich te verhangen. In vele gevallen kwam de bus nooit op tijd of werd er te vroeg vertrokken waardoor je nooit op tijd op je bestemming terecht kwam. Bovendien had de S.W.A.F een nieuwe wet ontwikkelt die stelt dat je enkel maar vooraan in de bus mag instappen, wat maakt dat mensen met een oneven aantal ledematen gewoonweg omvergelopen worden en moeders hun kinderen verliezen bij het dichtslaan van de deuren omdat iedereen als eerste door de voordeur wil. De S.W.A.F moest eindelijk maar eens ophouden met hun eisen te stellen, foeterde Smithson en ik moest eerlijk toegeven dat als ik naar zijn verhaal luisterde, ik hem geen ongelijk kon geven.

‘Blazen jullie ook passagiers op,’ vroeg ik aan Smithson.

‘Neen, enkel maar leden van de S.W.AF. Zij verdienen niet beter en hebben geen recht op een bestaan. Het is dringend en noodzakelijk dat we de organisatie te lijf gaan. Aanzie ons werk als een vorm van positief terrorisme dat de mensheid dient. Bovendien wordt de S.W.A.F bestuurd door robotten van Langepootmüggenstad en die kunnen we missen als een jeukende aars.

‘Dat is gesproken, ‘ zei Kapitein Zeiksnor die het hele gebeuren aan het filmen was als betrof het een documentaire over concentratiekampen. Door mijn verrekijker zag ik dat de robot van de S.W.A.F zich tegoed deed aan een frietje. Ik wist niet dat robotten frieten aten, doch besloot er mij niet over te bekommeren. Ondertussen waren Outlow Pete en De Zwaab de microgolfoven aan het installeren in de bestuurscabine van de bus. Op hun hoede zag ik hen teruglopen naar de plek waar ik alles op afstand gade sloeg. Amilifanto hield mij nog steeds vast op een manier dat geen enkele kracht ons kon scheiden.

‘En, alles gereed,’ vroeg Smithson.

‘De knal zal verdomd goed knallen,’ zei de Zwaab.

‘Knallen als de ballen van koebeesten in paardenstallen,’ voegde Outlow Pete er aan toe.

‘Piraat, aan u de eer.’

Smithson bood me een aansteker aan. De darm was volledig gevuld met benzine en er werd mij opgedragen de vlam in de pijp te ontsteken. Espinoza Von Klepelpütt vertrouwde me toe dat het nu moest gebeuren. De S.W.A.F robot naderde immers zijn bus.

‘Je bent toch zeker dat de bestuurder een robot is hé,’ vroeg ik aan Smithson. Iedereen had ondertussen dekking gezocht in de door Kapitein Zeiksnor gegraven put. De Zwaab had zijn helm opgezet en hield zijn oren dicht met zijn vingers.

‘Zie ik eruit als iemand waar je aan moet twijfelen?’ ze Smitshon tegen me en hij keek me zo diep in de ogen dat ik niet anders kon dan hem te vertrouwen. Naar believen stak ik de met benzine gevulde darm in brand. Wat volgde wat een enorme knal die door de geluidsmuur leek te gaan. Brokstukken vlogen in het rond en dwarrelden naar beneden als vuurvliegjes. Toen ik het tafereel aanschouwde kwam het haar op mijn huid moeiteloos overeind en boorde het zich door mijn kleren. Het was de eerste keer dat ik iets had opgeblazen en ik wist meteen dat ik het nog een keer wou proberen. De knal was van een zeldzame schoonheid en het duurde even alvorens ik afstand kon nemen van een soort van universeel gevoel dat leek bij te dragen tot een ongewone vorm van genot dat me intens deed verlangen naar het lichaam van Amilifanto.

Share/Save
Anonymous users will be subscribed with the selected preferred language. They will receive newsletters in this language if available. Registered users will be subscribed with their preferred language as set on their account page.

De lijn moet ook opgeblazen worden.

Nieuwe reactie inzenden

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.